Training te velde nieuwbrief voorjaar 2025

Je zou kunnen zeggen dat we ons leven in de toekomst leven: bewust of onbewust zijn we vrijwel altijd vooruitdenkend bezig. We halen onze energie uit plannen maken, en je erop verheugen om die te gaan uitvoeren. Je kunt het opbrengen om je door die drukke week te worstelen omdat je weet dat je een leuk weekend in het vooruitzicht hebt of dat die lang geleden geplande vakantie er nu echt aankomt. Dat valt weg als je ongeneeslijk ziek bent. In feite is het weten al een soort van doodgaan. ”The only way to have a friend is to be one.” In goede en in slechte tijden, ik besloot mijn zieke sportmaatje elke week te gaan bezoeken. In het begin deden we nog de sportieve mannendingen die we altijd deden. Aan het einde was het niet meer dan samen op de bank naar een film kijken, en zelfs dat werd een opgave.
Als je denkt dat onze vriendschap alleen nog maar bestond uit praten over gedeelde herinneringen, niets is minder waar. Je geniet van de kleine dingen samen en in gesprekken kom je tot de kern, echt alles is bespreekbaar. Er is namelijk geen enkele reden meer om niet volkomen eerlijk naar elkaar te zijn.
En dan komt de dag dat je weet dat het wel eens de laatste keer kan zijn dat je elkaar bij leven ziet. Afscheid nemen van iemand die op dat moment nog springlevend is, nog steeds een boom van een vent, is eigenlijk niet te bevatten. Maar ik ben blij dat we het zo hebben kunnen doen. En ga deze vriendschap heel bewust door-leven.

Deze nieuwsbrief is een ode aan het leven. Wees je bewust van de ontluikende natuur. Koop die nieuwe loopschoenen. Loop die ultra marathon of wandel naar Compostella. Maak die taart. Geniet van je spelende kinderen.

Not in my Backyard

Na het uitlopen van de 60 van Texel was Nick uit de Vergevorderdengroep toe aan een nieuwe uitdaging. 21 maart liep hij de Dutch Backyard Ultra in Leersum. De Backyard Ultra is een concept verzonnen door Gary “Lazarus Lake” Cantrell, bekend van de Barkley Marathons. En net als de Barkley marathons (ja, met een extra ‘s’) is dit een nogal een rare wedstrijd. De deelnemers lopen ieder uur een ronde van 6706 meter, en proberen dat zo lang mogelijk vol te houden. Waarom die rare afstand? 4,167 mijl (of 6,7 km) is precies zo berekend dat hardlopers die dit tempo aanhouden 100 mijl in 24 uur afleggen —de gebruikelijke ultra-afstand.

Er is geen finishlijn. De finishlijn zit in het hoofd van de deelnemers. De last (wo)man standing is de winnaar. Het tempo dat nodig is om een rondje te voltooien is relatief bescheiden (althans in het begin), dus het is de mentale strijd tegen slaapgebrek, verveling en vermoeidheid die de winnaar bepaalt. Dit is het raceverslag van Nick.

Voor de start

Rond 15:00 uur was het zover, spullen ingepakt en met Jantine richting Leersum. Het weer was echt perfect en ook de verwachtingen van de nacht konden niet beter- een graad of 10 en helemaal helder.

De hele race speelde zich af rondom een vakantiepark dus we hadden daar een huisje geboekt. De start/finish was op het campingterrein waar iedereen een plek kreeg aangewezen (uiteindelijk 50 meter van de start dus helemaal prima). Jantine en Maartje waren mijn crew en zouden er voor zorgen dat ik zo lang mogelijk in de race bleef.

Nadat alles gereed was gemaakt (tent, stoeltje en een hele hoop eten en drinken) nog even een korte powernap voor de briefing om 19.00 uur. Korte uitleg over de regels en hoe de race zou verlopen. Twee belangrijkste punten: 1. Zorg dat je op tijd weer in het startvak staat (bel gaat 3 minuten voor de starttijd) en 2. Je komt en gaat met alles vanuit je basecamp, dus je mag geen hulp krijgen onderweg- eten aanpakken onderweg=DNF (Did Not Finish red.).

Nog even relaxen en alles doorspreken bij de tent en om 19:57 ging de bel voor ronde 1!

Rondes 1–4 (20:00–00:00 uur). Easy

Vooral wennen aan het tempo (langzaam) en rennen in het donker. Afgesproken dat de crew om 22:00 maar lekker moest gaan slapen want ik redde het allemaal wel. Het rondje was goed te doen, 50% over het park en 50% door het bos. En het belangrijkste, na weken tegen blessures aan te zitten, mijn benen deden het!

Rondes 5–10 (00:00–06:00 uur). Drama

Tot middernacht heel soepel gelopen daarna elk uur ellende en sprinten naar de wc. Dit was echt afzien, had het eten ‘s nachts aardig onderschat. Kreeg er geen eten meer in en ben zelfs een paar uur helemaal met eten gestopt. Dat bleek later een domme keus te zijn.

Uiteindelijk kwam na overleg de crew om 4:45 weer naar het basecamp, hebben we alle sportdrank en gels aan de kant gegooid en zijn we overgeschakeld op vast voedsel en bouillon. Dit hielp al enorm en een uur later (na heel veel navragen) hadden ze ook nog ergens een wonderpil vandaan gehaald en was mijn maag en energie weer helemaal hersteld- echt van bijna klaar ermee naar me weer heel goed voelen.

Rondes 11-16 (06:00–12:00uur ). Op naar de 100KM

Hele opleving want het werd weer licht, het eten ging er weer goed en de benen zijn nog top. Dit was echt het moment dat ik weer gericht met doelen bezig was. 80km zou fantastisch zijn en 100km was mijn plan B, dan zou ik echt al meer dan tevreden zijn. Een hoop lopers vielen af. Begon nu wel te merken dat de motivatie minder werd. Telkens hetzelfde patroon dat ik inmiddels kon dromen:

    • Rondje lopen in 46 minuten dus 10-15min pauze;

    • De eerste kilometer door de pijn en stijfheid heen komen om benen weer op gang te krijgen;

    • Rennen tot 2,5km want dan had je genoeg speling om het wandelend uit te zingen;

    • Af en toe nog even rennen bij het publiek en de smalle paadjes (anders hield je de rest op) verder rustig naar de finish hobbelen.

Rondes 17–19 (12:00–15:00). Nog ééntje dan

De Benen waren echt nog goed maar ik had de maximale verveling wel bereikt, waarom zou ik nog verder gaan? Te blij al met het resultaat en had eigenlijk al een stuk eerder bedacht, 120km is taart van Edwin en dan is het mooi geweest. Bij 120km direct besloten te stoppen. Dit zag de crew niet helemaal aankomen en toen, overgehaald door de crew, toch nog  rondje extra gedaan. Letterlijk gewandeld, in 56 minuten. Na 127,4 km uitgestapt. Toch niet voor niets dat extra rondje 127km is precies 3 marathons.

Nick was de 105e DNF. Toen hij uitstapte waren er nog 30 lopers in de race. De laatste loper en daarmee de winnaar was Adrian Kostera, een professionele ultra triatleet uit Polen. Hij vond het wel best na 39 rondes ofwel 261km.

De Ultra Backyard samengevat

    • Mentale race. Volgende ochtend veel spijt dat ik was gestopt. Was echt overtuigd dat ik geen spijt zou krijgen, maar wel dus!

    • Topcrew, zonder de meiden was ik veel eerder gestopt.

    • Benen kunnen verbazingwekkend veel aan en een nacht doorhalen viel me alles mee. 

    • Klaar voor de volgende. Maar misschien toch eerder een echte 100M race dan een backyard. Na een week ook al aardig hersteld en al weer beetje gerend.

Agenda voorjaar/ zomer 2025

Training te velde is voor jou waarschijnlijk vooral die wekelijkse training buiten. Maar TTV is veel meer dan dat. Een overzicht van de komende activiteiten.

Zaterdag 19 april TTV Testloop (18km)
De afsluiting van de “Halve van Utrecht” reeks. Uitgepijlde route met tijdwaarneming en verzorgingsposten. Voor de cursisten is dit de generale repetitie voor de halve marathon, voor jou een kans om te testen of je écht al zo ver kunt lopen en/of zo ver en hard kunt lopen. Aanmelden via de kalender.

 

Zondag 26 april Trailrun
Elke maand kun je met TTV trailen, altijd op een mooie plek, altijd op de zondagochtend. Eind april staat de volgende trail op het programma, in Rhenen. De trail bestaat uit 2 zeer verschillende lussen van respectievelijk 17 en 7km. In de eerste ronde klim je vanuit de uiterwaarden van de Rijn naar het recreatiegebied Kwintelooyen. De tweede lus is kort maar pittig- op en om de Grebbeberg. Als daar behoefte aan is bezoeken we de Erebegraafplaats.

Tussen de rondes is er de inmiddels traditionele koffiepauze met zelfgemaakt gebak. In de nabijheid van de start zijn er diverse locaties waar je na afloop kunt lunchen. En we starten vanaf de P+R in Rhenen, je kunt dus met de trein komen. Opgeven via de kalender of rechtstreeks via deze link.

 

Zaterdag 24 en zondag 25 mei Trailweekend Groesbeek
In de inleiding had ik het over plannen maken en je daarop verheugen. Hier kijk ik zelf heel erg naar uit. Trailen en kamperen, de ideale combinatie. Je hóeft niet een heel weekend van huis je kunt het ook bij één trail laten, op zaterdag (lang-30km- en zwaar) of op zondag (18km en ook pittig). In ieder geval staan Robbert, Joris en ik klaar om je er doorheen te slepen. Op zaterdag lopen we misschien wel de mooiste trailroute van Midden-Nederland, van Groesbeek naar het centrum van Nijmegen. Loop je alleen deze trail dan kun je het beste de trein pakken naar Nijmegen en van daaruit de streekbus naar het startpunt. Terug in Nijmegen kun je na het verdiende (alcoholvrije) biertje dan de trein terug naar huis pakken of de bus terug naar de camping in Groesbeek. De kampeerders gaan samen koken en dan verwacht ik niet een heel uitbundige Bonte Avond meer- maar je weet het niet. Zondagochtend lopen we een gave trail door het wat minder bekende maar niet minder fraaie Ketelwald en het Reichswald. We eindigen weer bij het startpunt in de buurt van de camping waar we afsluiten met een picknick.
Meer informatie zie de site .

Ga je het hele weekend mee boek dan hier. Loop je alleen één dag mee meld je dan aan via de kalender.

 

Donderdag 29 mei Hemelfartlek
Weer eens wat anders dan Dauwtrappen. Om 7.00 uur verzamelen we bij het Castellum. We lopen in een ontspannen tempo een mooie route door het nieuwste park van de Leidsche Rijn, park Leeuwesteyn, met vanwege de woordspeling wat “hoogtemeters” en versnellingen. Terug op de basis wacht een picknick.  Aanmelden via de kalender.

 

Zondag 29 juni Trailrun
De trail van juni is wat verder weg, de Veluwezoom. Maar dan krijg je ook wat. We verzamelen bij kasteel Middachten in De Steeg. Je loopt een trail van 21km (in te korten tot 15km). Na de trail is er gelegenheid om (de tuinen van) kasteel Middachten te bezoeken of om te zwemmen in (een rustige zijtak) van de IJssel. Opgeven via de kalender.

 

Zondag 14 en 21 juni en zondag 6 juli Start to Trail (cursus)
Voor iedereen die nieuwsgierig is naar deze groeiende tak van de loopsport. Na deze cursus ga je nooit meer zeggen dat trailrunnen gewoon hardlopen door het bos is. 2 clinics op de zondagochtend, en als toetje doe je mee aan een echte trailrun. Meer informatie zie de site. Aanmelden voor Start to Trail.

 

Zaterdag 12 juli Singelloop (cursus)
Clinic 1 van de Singelloop cursus. De cursus is bedoeld voor hardlopers die zich op een leuke maar gedegen manier willen voorbereiden op de Singelloop Utrecht. De andere clinics zijn op zaterdag 30 augustus, 6 en 20 september. Aanmelden doe je hier of via de kalender.

 

Woensdag 19 juli Wilde loop
Gezamenlijke afsluiting van het voorseizoen. De looptrainingen die dag komen te vervallen. Voor alle TTV-ers, én aanhang. Neem vooral je sportieve kind(eren) of partner mee. Je loopt 1, 2 of 3 rondes van 3,3km en geloof me, dat wordt echt behoorlijk ‘wild’ dus met uitdagende elementen- anders krijg je je kinderen niet meer mee toch? We sluiten af met een “bring your own” picknick. Eten met je handen! Aanmelden via het lesrooster.

 

Dinsdag 9 september  Beginnen met Hardlopen
Start van een nieuwe reeks. Deze cursus is voor absoluut beginnende hardlopers maar ook voor lopers die in de “herkansing” gaan. In 7 weken leg je een mooie basis voor hopelijk een leven lang met plezier hardlopen.

 

Vrijdag 12- zondag 14 september Wijn-en Trailweekend Eiffel
Een weekend dat we organiseren samen met onze trailrunpartner TRCU. Als er druiven kunnen groeien weet je dat je er ook goed kunt trailen…. Inschrijving gaat hard er zijn nog maar enkele plaatsen beschikbaar. Dat is geen boekingsitegelul. Maak je interesse dus snel kenbaar NB. dit is nog GEEN definitieve deelname.

 

Zaterdag 27 september Estafetteloop
Net als voorgaande jaren organiseren we weer een evenement samen met Karhu. Het thema dit jaar is “Sisu”, een onvertaalbare Finse uitdrukking, ‘wilskracht’ komt nog het meest in de buurt. En dat heb je nodig voor deze onderneming. Je gaat met een team van 3 lopers een ronde van 25km lopend-fietsend  (2 fietsers, 1 loper) afleggen. Het mooie van deze opzet is, ook als nog niet zo ervaren loper is dit haalbaar. En het fijne is dat je binnen je team niet allemaal even hard hoeft te lopen. Je loopt namelijk omstebeurt. Wie wanneer en hoeveel je loopt, dat bepaal je als team. De wat meer gevorderde lopers gaan voor een snelle of meerdere rondes.
Daarnaast gaan we een team samenstellen van snelle Utrechtse lopers die gaan proberen het werelduurrecord te verbreken ofwel sneller te lopen dan 6:05:35.  Aleksandr Sorokin deed dat in zijn eentje als je bent geselecteerd voor het TTV Karhu All4Runningteam ga jij dat doen met 5 loopmaatjes (2 trio’s). Elke trio loopt 2 rondes van 25km.  Meer informatie volgt maar je kunt je vast aanmelden via het lesrooster.

 

Interview met… gymdocenten Onno en Pieter

De gymles: wie heeft er geen herinneringen aan. Een interview met sportbonken Onno Haars en Pieter Vermeulen. Mannen met een ‘kop’ erop ( Pieter was mijn spontane loopmaatje tijdens de  Linschotenloop en Onno liet me zijn schenen zien tijdens een memorabele trail in de Ardennen) maar vooral toegewijde vakdocenten.

 

Luisteren naar meester Pieter

 

Hoe zijn jullie opgegroeid? Ofwel stond het in de sterren geschreven dat jullie van sport je beroep zou gaan maken?

P: Ik ben geboren in Woerden maar opgegroeid op een boerderij in Kockengen. Dat was een fantastische jeugd want ik was altijd buiten. Voetballen, hutten bouwen, vissen, helpen op de boerderij – noem maar op.

O: Ik was ook van jongs af aan sportief. Ben opgegroeid in Bunnik en begon mijn sportcarrière met volleybal omdat al mijn klasgenootjes dit deden. Ik wilde liever op voetbal maar mijn ouders vonden dat geen nette sport. Toen mijn broertje na lang zeuren wel mocht voetballen kon ik ook switchen en ging ik voetballen bij Bunnik ’73.

Voetballen was mijn lust en mijn leven en op het grasveld voor mijn huis kon ik ballen tot mijn moeder riep dat het eten klaar was. We speelden in de zomer tot in de late uurtjes. De kakkers tegen de aso’s. De kakkers woonden in een twee-onder-een kap en wij in een rijtjeshuis, vandaar. Het moet gezegd dat de kakkers beter konden voetballen, maar ze waren ook iets ouder.

Wanneer wisten jullie dat je docent wilde worden?
P: Op de middelbare school, het Minkema College in Woerden, had ik in klas 2 een inspirerende LO-docent (red. Lichamelijke Opvoeding) . Toen wist ik meteen: dit wil ik ook! Na mijn VWO ben ik naar de HALO in Den Haag gegaan. In mijn vierde jaar begon ik al met lesgeven in het voortgezet onderwijs en dat was geweldig.

O: Bij mij kwam dat iets later. Na mijn middelbare schooltijd overwoog ik aanvankelijk een studie wiskunde. Tijdens de open dag merkte ik echter dat de sfeer en de groep studenten niet helemaal bij mij pasten. Omdat ik op dat moment nog geen andere duidelijke richting voor ogen had, besloot ik uiteindelijk om de Pabo te gaan volgen. Tijdens en na de Pabo heb ik mijn bevoegdheid gehaald om als vakdocent bewegingsonderwijs aan de slag te kunnen.

Wat waren jullie verwachtingen toen aan je eerste baan als docent begon, en wat is er van die verwachtingen uitgekomen?

O: In het begin had ik het zwaar en leerde ik het vak met vallen en opstaan.  Uiteindelijk kwam ik terecht op een basisschool in de Utrechtse wijk Lombok, een school met een diverse en multiculturele leerlingenpopulatie. Daar vond ik mijn plek. De leerlingen waren puur en uitgesproken. “Wauw meester wat een gave les, dit is de leukste les van mijn leven”. De waardering van deze kinderen is enorm.

P: Ik startte vol energie! Ik had nog geen gezin dus ik stortte me er volledig op. Het onderwijs was ook anders dan nu: leerlingen zeiden ‘u’ tegen docenten, er was geen afleiding door mobieltjes, en er werd minder getwijfeld aan de leraar. Dat veranderde in de loop der jaren.

Wat veranderde er dan in het onderwijs?
P: Veel. Er kwamen steeds meer neventaken bij: mentoraat, vergaderingen, administratie. Steeds minder tijd voor waar het écht om draait: lesgeven. Ik zag zoveel jonge, talentvolle collega’s binnenkomen die na een paar jaar alweer uitgeblust vertrokken. En ook ik voelde die druk. Daarom besloot ik vijf jaar geleden om over te stappen naar het basisonderwijs.

Voelde dat niet als een stap terug?
P: Juist niet het voelde voor mij voelde als tien stappen vooruit! In het Voortgezet Onderwijs (VO) veranderde de mentaliteit van leerlingen enorm, maar in het Primair Onderwijs (PO) is die grotendeels hetzelfde gebleven. Bovendien hoef ik me nu alleen te richten op lesgeven. Mijn lessen zijn beter, en ik ben een leukere en betere docent geworden. Ik doe wat ik het allerliefst doe en heb van mijn hobby écht mijn werk gemaakt.

 

Pieter in actie. Ironman Zurich.

Onno jij hebt juist de omgekeerde weg gekozen, van het PO naar het VO
Eigenlijk had ik niet de intentie om het primair onderwijs te verlaten. Ik had een mooie combinatie: drie dagen lesgeven aan groep 8 en twee dagen als gymleraar. Samen met mijn collega en goede vriendin draaide ik deze groep met veel plezier. Zij had verschillende VO-scholen in Utrecht bezocht en zag mij daar helemaal op mijn plek. Dat zette me aan het denken.

Aan het einde van dat jaar besloot ik een kijkje te nemen in het voortgezet onderwijs. Met mijn bevoegdheid kon ik wel gymles geven in het basisonderwijs, maar niet in het VO. Wel kon ik, na een korte studie, als wiskundedocent aan de slag op een VMBO in Zuilen. Zo pakte ik mijn oude passie, wiskunde, weer op. Bovendien wilde ik per sé met dezelfde doelgroep blijven werken. Dat is gelukt. De leerlingen zijn iets ouder, groter en mondiger, dus het was even schakelen, maar ik ben ontzettend blij met mijn overstap. De uitdaging is voor mij groter, en het geeft me elke dag weer een kick om een groep pubers niet alleen te laten doen wat ik wil, maar ze ook echt iets te leren.

Zie je verschillen tussen de generatie leerlingen van vroeger en nu?
P: Ja, absoluut. Vroeger was er meer respect voor de docent, minder afleiding door social media, en ouders stonden naast je als hun kind een onvoldoende haalde. Nu kijken ze niet alleen naar hun kind, maar ook naar de docent: wat ga jíj eraan doen? De populatie is veranderd, omdat de wereld veranderd is. Kinderen hadden vroeger boeken bij zich, nu een laptop – en het liefst helemaal niks.

Laten we inzoomen op het bewegen. Als je de huidige generatie vergelijkt met die van de kinderen waarmee jullie begonnen…?
O: Je kunt denk ik wel stellen dat leerlingen tegenwoordig minder sportief zijn dan vroeger. Op de basisschool namen we jaarlijks deel aan een schoolatletiektoernooi, georganiseerd door oud-atleten van Hellas. Zij hielden nauwkeurig bij hoe leerlingen presteerden op verschillende atletiekonderdelen, en die resultaten lieten al jaren een dalende trend zien.
Maar wat ik vooral zie is dat er een groot verschil in sportbeleving is tussen  wijken in de stad. In Utrecht Oost, waar ik ook een aantal jaar heb gewerkt, zat vrijwel elke leerling op minimaal één sport. Op de school waar ik nu werk is dat minder dan 10 procent. Het verschil in bewegingsniveau tussen deze groepen is dan ook enorm.

P: Kinderen bewegen te weinig. Dat komt door allerlei oorzaken: mobieltjes, minder uitdagende speeltuinen, ongezond eten en drinken, elektrische fietsen… … Daarnaast is er steeds meer sociale ongelijkheid: niet ieder kind kan lid worden van een sportvereniging. Bewegen moet weer vanzelfsprekend worden, net zoals dat vroeger was.

O: Wat betreft fatbikes ben ik niet alleen maar negatief. Ik heb regelmatig leerlingen gehad die nooit hebben leren fietsen, waardoor een fietstocht al bij de eerste bocht misging. Nu gaan we op kamp naar Austerlitz en komt de helft op een fatbike. Het ziet er misschien niet uit, maar onze actieradius is groter én deze leerlingen kunnen tenminste goed in balans blijven. En als we tijdens het kamp gaan mountainbiken in het bos, hebben ze alvast een beter gevoel voor bochten nemen. Elk nadeel heeft z’n voordeel.

Elke generatie vindt de volgende generatie slapper, dat speelt al sinds de Oude Grieken. Kunnen jullie dit objectiveren?
O: Zo zie ik het niet. Wereldrecords worden nog steeds gebroken, wat erop wijst dat sporters op hoog niveau zich blijven ontwikkelen. Ik woon nu in Leidsche Rijn daar zie ik in de sportschool veel jonge jongens en meiden die serieus trainen. Dat vind ik mooi om te zien. Als ik soms buiten ga voetballen met de kinderen op school vind ik mezelf uiteraard beter dan de jonge generatie, maar dat is niet objectief.

P: Deze generatie is niet per definitie slapper. kinderen van nu groeien in een totaal andere wereld op dan wij. Dat heeft zowel positieve als negatieve gevolgen. Positief: er is nu veel meer te kiezen dan vroeger (denk aan sporten als freerunnen, skateboarden frisbeeën etc) en er is veel meer kennis over bewegen. Negatief sporten is veel duurder geworden, de kids zitten meer achter laptop en we eten veel meer bewerkt voedsel.

De Gezondheidsraad heeft beweegrichtlijnen vastgelegd. Voor kinderen van 4 tot 18 jaar zijn dat elke dag minstens een uur je matig intensief inspannen- fietsen, wandelen of zwemmen- en minstens driemaal per week spier- en botversterkende activiteiten doen, zoals springen, dansen of krachtoefeningen. Daarnaast wordt geadviseerd om langdurig stilzitten te voorkomen. Uit onderzoek blijkt dat het voor veel kinderen moeilijk is om die beweegrichtlijnen te halen. Welke ontwikkeling baart je het meeste zorgen?

O: Kinderen van nu hebben de pech dat bepaalde ontwikkelingen, zoals smartphones en fatbikes, het nog makkelijker maken om weinig te bewegen. Gelukkig zijn mobiele telefoons in het onderwijs nu verboden (althans, dat is de richtlijn). In de pauzes moeten leerlingen zich dus op een andere manier vermaken dan door op hun scherm te duiken.

Een uurtje per dag bewegen.. scholen kunnen hierin dan een belangrijke rol spelen. Vanaf 2023 moeten alle basisscholen iedere week 2 uur gymles door een bevoegde leerkracht geven. Wat komt hiervan in de praktijk terecht? En van programma’s zoals de Gezonde School?

O: Als gymleraar ben ik hier natuurlijk een groot voorstander van. Op mijn vorige school kregen alle groepen twee keer drie kwartier gymles, wat goed geregeld was.
Een goede gymleraar maakt echt het verschil. Hij zorgt voor een fijne sfeer waarin kinderen leren samenwerken en elkaar respecteren. Bovendien biedt hij motorische uitdagingen, waardoor leerlingen nieuwe vaardigheden ontwikkelen en groeien in zelfvertrouwen.
Helaas is het op veel scholen behelpen. Vaak geven groepsleerkrachten of andere medewerkers een deel van de gymlessen, maar zij kunnen nooit hetzelfde bieden als een bevoegde gymdocent. Uiteindelijk draait het allemaal om geld en keuzes.

P: Bewegen moet een vast en gewaardeerd onderdeel van het onderwijs blijven, niet iets dat erbij gedaan wordt.

Onno je bent buiten de lessen om gaan hardlopen met een aantal kinderen. Wat was de overweging om dat te gaan doen?

Dit begon eigenlijk toevallig. In mijn pauze ging ik weleens een rondje hardlopen en een paar jongens vroegen of ze mee mochten. Ik daagde ze uit: “Dat redden jullie nooit. Ik loop 5 km, en ik wacht niet of loop niet terug.” Maar ze waren vastberaden: “Dat kunnen we wel!”

Tot mijn verbazing hielden ze mijn tempo van zo’n 12 km/u moeiteloos vol—met een pakje Wicky nog in hun hand. Dat gaf genoeg vertrouwen om er een vast moment van te maken. Vanaf toen liepen we elke vrijdagochtend om half 8 een rondje. In de zomer waren we soms met twaalf leerlingen, in de winter met maar twee. Ik stond er versteld van hoe makkelijk sommige jongens konden rennen.

Uiteindelijk deden we twee keer mee aan de Maliebaanloop, de laatste keer zelfs tussen de volwassen lopers. Het bijzondere? Die jongens van 9 tot 12 jaar haalden daar volwassen met gemak in, want inmiddels liepen sommigen harder dan 13 km/u!

Ondervond je steun voor je ideeën?
O: Zeker weten! Docenten en ouders vonden het geweldig. Vooral ’s ochtends, wanneer we mensen op straat tegenkwamen, kregen de kinderen volop complimenten.

Is het initiatief na jouw afscheid van de school een stille dood gestorven of wordt er nog steeds hardgelopen?
O: Op een gegeven moment liepen ook collega’s mee en zij hebben dit doorgezet. Zij lopen nu vier jaar later nog steeds met een groep leerlingen. Dit vind ik echt heel tof.

Laten we eens inzoomen op wat er buiten de scholen, BSO’s en de sportclubs om bewogen wordt, spontaan buiten spelen dus.  Hoe belangrijk is buitenspelen voor de motoriek?
O: Dat lijkt me een open deur. Buiten leer je klimmen, rennen, gooien, balanceren. Maar ook vallen. En weer opstaan.

P: Buitenspelen blijft essentieel voor de motoriek. Je leert zo de grondvormen van bewegen: balanceren, rollen, klimmen, hangen- gewoon onmisbaar voor de kids. En aansluitend op wat Onno zegt, jezelf bezeren, vallen, ruzie krijgen en dat dan samen oplossen hoort daarbij.

Dit zijn de harde cijfers. In 2022 speelden kinderen tussen de 6 en 12 jaar 9,9 uur per week buiten. In 2024 was dat gedaald tot 7,2 uur. Het aantal kinderen dat elke dag buiten speelt is gedaald van 25% naar 13%. En 400.000 van de kinderen in die leeftijdscategorie speelt niet of nauwelijks meer buiten. Herkennen jullie dat?
O: Het verschil in bewegingsniveau hangt vooral af van waar kinderen opgroeien. Op onze school zijn er leerlingen die met tien mensen in een flat in Overvecht wonen. Voor hen is lid zijn van een sportvereniging vaak financieel of praktisch geen optie. In Utrecht Oost lag het bewegingsniveau veel hoger, wat niet verrassend is. Daar zaten de meeste kinderen op minimaal één sport en deden ze in het weekend ook actieve dingen.
Sporten is trainen: hoe vaker je het doet, hoe beter je wordt. En met talent leer je nog sneller. Daarom is het zonde dat zoveel kinderen nooit de kans krijgen om hun talent te ontdekken en ontwikkelen.

P: Precies! Sport zou voor iedereen toegankelijk moeten zijn.  Als je het belangrijk vindt heb je er geld voor over. De overheid kan ervoor zorgen dat sportverenigingen betaalbaar zijn voor álle kinderen.

De bekende neuropsycholoog Erik Scherder benadrukt dat het niet alleen om een fysieke achterstand gaat maar ook om de mentale gesteldheid. Buitenspelen maakt je sociaal en emotioneel weerbaar. Herkennen jullie dat ook?
P: Bewegen heeft een enorme invloed op de gezondheid en de maatschappij. Een actieve levensstijl zorgt voor een gezonder lichaam en lagere zorgkosten. Maar bewegen doet nog veel meer: het leert kinderen samenwerken, omgaan met winst en verlies, respect hebben voor een scheidsrechter of autoriteit, verantwoordelijkheid nemen en problemen oplossen voordat ze escaleren.

O:Helemaal mee eens. Omgaan met winst en verlies en samen spelen leer je op een sportvereniging of gewoon buiten op straat. Als ik met mijn leerlingen in de kooi ga voetballen valt me op hoe goed ze zich aan de regels houden. Ze spelen fanatiek en hard, maar altijd binnen de afspraken die ze zelf op straat hebben gemaakt. Ik zie nooit gemene overtredingen of iemand die zich aanstelt. Verliezen blijft soms lastig, maar juist dat motiveert ze om de volgende keer nóg beter hun best te doen.

Is het echt gevaarlijker geworden om buiten te spelen of zit dat vooral tussen de oren van de ouders?

O: Ik denk dat dit vooral in de hoofden van ouders zit. Kinderen zijn zich juist heel goed bewust van gevaar. Tijdens gymles, zelfs met spannende onderdelen, had ik nooit ongelukken. Kinderen kennen hun eigen grenzen en zijn verrassend flexibel.

Ik had eens een jongen in de klas die van vier hoog naar beneden was gevallen omdat hij van balkon naar balkon klom. Hij brak zijn been en zat weken in het gips. Maar zodra het gips eraf was, klom hij direct weer in een boom op het schoolplein. Voor hem woog het plezier van klimmen zwaarder dan het risico om te vallen.

 

Onno in actie. Spartan race.

Pieter hoe zie jij dit, als gymdocent én als vader van vijf kinderen?
P: Buitenspelen is eerder mínder gevaarlijk geworden door de techniek, nieuw materiaal etc. Maar daar schuilt ook juist het gevaar in. Kids moeten leren vallen, schaven, stoten etc. Daar vorm je een basis van mentaliteit mee. Vallen en weer opstaan/ doorgaan. Daarin speelt ook de hygiëne mee: lekker in de modder/ nat gras/ bos spelen. Zo bouw je weerstand op.

Hebben jullie een advies aan ouders om hun kroost meer te laten bewegen?
P:  Ouders moeten hun kinderen meer laten doorzetten. Ik kreeg op het VO stapels briefjes van ouders: ‘Mijn zoon/dochter kan vandaag niet gymmen’. En als een leerling zich blesseerde, werd meteen naar mij gewezen: Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Maar doorzetten, omgaan met tegenslagen en niet meteen opgeven zijn essentiële lessen – in de gymzaal én in het leven. Ouders moeten de school steunen en achter de docent staan.

O: Presteren op hoog niveau is mooi als je kind talent en motivatie heeft maar het mag nooit de hoofdreden zijn om met een sport te beginnen.  Als je kind wil stoppen met voetbal omdat hij niet in Onder 12-1 komt, is het als ouder belangrijk om het grotere plaatje te laten zien aan je kind. Sport draait in de eerste plaats om samen bewegen, fit blijven en plezier hebben.

Het klinkt misschien als een open deur, maar het is belangrijk dat je kind een sport vindt die bij hem of haar past, en dat je een goede vereniging kiest. De vriendschappen die je daar opbouwt, kunnen een leven lang meegaan.

Als je een beweegvriendelijker omgeving zou willen creëren, waar denken jullie dan aan?
P: Zorg voor meer ruimte om te bewegen. Meer speeltuinen, en sportvelden die de hele week toegankelijk zijn.

O: Ik woon sinds kort in Leidsche Rijn en vind het een zeer beweegvriendelijke wijk. Er is op bijna elke hoek een speeltuin, waardoor kinderen volop de ruimte hebben om actief te zijn. Als je wilt dat je kind veel kan bewegen, is dit een ideale plek om te wonen!

P: Ik zou het wat breder willen trekken, creëer een beweegvriendelijk klimaat. (Samen) bewegen is essentieel. Niet alleen voor nu, maar ook voor de toekomst. Hoe jonger kinderen leren dat bewegen bij het dagelijks leven hoort, hoe groter de kans dat ze gezond opgroeien, fysiek en mentaal. Daar moeten we samen voor zorgen: ouders scholen én de overheid.

buitenspelen

inleiding

Stichting Jantje Beton zet zich in voor meer en uitdagender speelruimte en meer speelkansen. Om de ontwikkelingen rondom het buitenspeelgedrag van kinderen te volgen laat Jantje Beton onderzoek uitvoeren naar buitenspeelgedrag. Specifiek richt dit onderzoek zich op de frequentie, ervaringen en de afspraken rondom buitenspelen in de leeftijdscategorie 6 t/m 11 jaar. Het meest recente onderzoek is van 2024. Opvallend zijn de grote verschuivingen ten opzichte van het voorgaande onderzoek (2022):

  • Het aantal uur dat kinderen gemiddeld per week buitenspelen op school, BSO en in de vrije tijd is met 2,5 uur afgenomen, van 9,9 naar 7,2 uur.
  • Ten opzichte van 2022 geven kinderen vaker aan dat zij meer binnen- dan buitenspelen (van 35% naar 49%).
  • Meer dan 4.000 kinderen spelen in hun vrije tijd nooit of bijna nooit buiten zonder volwassene. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2022.
  • Sinds 2022 is het aantal kinderen dat elke dag buiten speelt in hun vrije tijd zonder volwassene gehalveerd- van 25% naar 13%.
  • De helft van de kinderen wil meer buitenspelen dan zij nu doen.
  • Het gebrek aan sociale veiligheid en het gebrek aan speelplekken vormen volgens ouders vaker een belemmering voor buitenspelen dan in 2022.

Wat iets is van alle tijden: ouders vinden buitenspelen gevaarlijker dan het kind zelf dat vindt.

In het 2024 onderzoek is voor het eerst ook een onderscheid gemaakt in kinderen uit wijken met veel of weinig groen, en kinderen uit landelijke en stedelijke gebieden. Hieruit komen grote verschillen naar voren:

  • De helft van de kinderen in wijken met weinig groen speelt nooit of bijna nooit buiten zonder volwassene in de buurt (51% tegenover 32% gemiddeld).
  • Kinderen in wijken met weinig groen geven vaker als reden om niet buiten te spelen dat er te weinig dingen te doen zijn buiten.
  • Ouders in wijken met weinig groen geven vaker aan dat hun kind niet buiten speelt door onveilig verkeer en sociale onveiligheid.
  • 1 op 6 ouders in wijken met weinig groen heeft vaak het gevoel dat het buitenspelen van hun kind gevaarlijk is (gemiddeld is dit 1 op 17).
  • Kinderen in niet stedelijke gebieden spelen 3 uur per week meer buiten dan het gemiddelde kind.
  • Kinderen in niet stedelijke gebieden spelen vaker elke dag buiten zonder volwassene in de buurt (22% tegenover 13% gemiddeld).
  • Kinderen in niet stedelijke gebieden mogen vaker zelf weten of zij buiten spelen (45% tegenover 28% gemiddeld).
  • Kinderen in zeer stedelijke gebieden mogen vaker niet zonder volwassene buitenspelen (14% tegenover 7% gemiddeld).
  • Kinderen in zeer stedelijke gebieden hebben vaker wel eens het gevoel dat waar zij buitenspelen gevaarlijk is (47% tegenover 35% gemiddeld).
  • 1 op de 9 ouders in zeer stedelijke gebieden heeft vaak het gevoel dat het buitenspelen van het kind gevaarlijk is (gemiddeld is dit 1 op 17)

Omdat ik benieuwd was hoe ons kroost het doet heb ik de vragenlijst verstuurd naar jullie, met het verzoek aan de ouders die tot de doelgroep behoren (sporters met kind(eren) van 6 tot 12 jaar) het te laten invullen door jullie kind(eren).  De vragenlijst is in overleg met mijn broer Robbin- die heeft hiervoor doorgeleerd 😊- licht aangepast. Een aantal vragen is niet opgenomen (te sturend) of anders geformuleerd (kruisverband). Hij heeft de uitkomsten ook geanalyseerd.

De uitkomsten zijn in grafieken naast die van het Jantje Beton (JB) onderzoek gezet. Een belangrijke kanttekening is dat je die cijfers niet zonder meer kunt vergelijken, daarvoor is het verschil in populatie te groot (JB 1.089 respondenten,  TTV 35). Daarnaast vormen de respondenten in het TTV-onderzoek waarschijnlijk geen doorsnede van Nederland (de steekproef van het JB-onderzoek is wel random getrokken over de gehele Nederlandse bevolking). In de TTV-populatie zit sowieso de bias dat de ouders van de kinderen (‘zien bewegen doet bewegen’) bovenmatig sportief zijn.

Een derde belangrijke opmerking is dat ik niet weet hoeveel TTV-ers kinderen hebben in de leeftijdscategorie 6-12 jaar; ik weet dus niet of de antwoorden representatief zijn voor de TTV-populatie (voor het idee, de respons van het JB onderzoek was 41% (n=2.814).

De uitkomsten van het TTV-onderzoek liggen op bepaalde vragen dicht bij die van het landelijke JB-onderzoek. Op andere vragen zijn er echter aanzienlijke verschillen. Dat kan deels worden verklaard door de iets andere (voor kinderen hopelijk wat meer begrijpelijkere) vraagstelling, deels door de specifieke kenmerken van de TTV-populatie (=niet de doorsnede van Nederland).

hoe veel spelen ze buiten?

De kinderen uit het TTV-onderzoek spelen gemiddeld 5,1 uur per week buiten tegen 7,2 uur voor de kinderen van het landelijke JB-onderzoek. Dat is dus nog veel lager dan het al flink afgenomen uren in 2022 (9,9 uur). Voor de beeldvorming, de Gezondheidraad  adviseert om kinderen minstens één uur per dag matig of zwaar intensief te laten inspannen. Dat haal je als je elke dag sport maar dat halen alleen topsportkinderen en wees eerlijk, kijk naar wat je kinderen voor matig-intensiefs binnenshuis doen…

Figuur 1. Hoeveel uur per week denk je dat je buiten speelt? (behalve op school)

Commentaar Robbin

Ik heb mijn twijfels over de betrouwbaarheid van de landelijke cijfers. Die vertonen een scheve verdeling terwijl de cijfers van TTV min of meer normaal verdeeld zijn. Er lijkt bij het JB-onderzoek sprake te zijn van sociaal wenselijke antwoorden. Een verklaring kan zijn dat in het JB onderzoek kinderen uit heel Nederland dus ook landelijke gebieden zijn bevraagd -kinderen uit landelijke gebieden spelen gemiddeld veel meer uren (>10 uur) buiten dan kinderen uit stedelijke gebieden (<7 uur) – maar Leidsche Rijn is toch ook weer niet echt ‘stedelijk’ te noemen. Het verklaart in ieder geval niet het grote verschil.

Aan de andere kant wordt de lage score dan wel weer bevestigd door de antwoorden op de vraag: zou je meer willen buitenspelen dan je nu doet? Ruim twee derde (69%) van de TTV-kinderen zou liever meer buiten spelen dan dat ze nu doen, tegen iets meer dan de helft (53%) van de JB-kinderen.

Figuur 2. Zou je meer buiten willen spelen dan je nu doet?

Waarom speel je soms niet buiten?

Kijken we naar de redenen waarom kinderen niet buiten (willen) spelen dan zijn de kinderen uit het TTV-onderzoek opvallend genoeg weer (iets) minder negatief dan de kinderen uit het landelijke onderzoek. Op een aantal redenen liggen de antwoorden dicht bij elkaar (weersomstandigheden, te weinig dingen buiten te doen, liever sporten, vervelende kinderen buiten) maar er zijn ook opvallende verschillen. De kinderen uit het TTV-onderzoek geven minder sterk de voorkeur aan binnenspelen (online of met speelgoed) maar ze missen vooral andere kinderen om mee te spelen. Het gebrek aan speelplekken buiten is juist geen reden. Dat zou ook raar zijn, de Leidsche Rijn is een jonge wijk waar al in de ontwerpfase rekening is gehouden met een populatie met jonge kinderen. 

Figuur 3. Waarom speel jij soms niet buiten?

Wat vinden kinderen leuk om te doen?

De antwoorden van de twee onderzoeken liggen hier redelijk op één lijn. Dat wil zeggen, de rangorde is min of meer hetzelfde. Natuur en sportplekken scoren wel beduidend hoger bij de TTV-kinderen. Bij de JB-kinderen scoren een speeltuin en de tuin relatief hoog.

Een duidelijk verschil zit aan de staart van de rangorde. De volgorde is weliswaar nagenoeg gelijk maar de scores van de TTV-kinderen voor de buitenplekken ‘tuin’, ‘stoep’, ‘skatebaan’, ‘kleine speelplek’ en ‘hangplek’ zijn veel lager dan die van de JB-kinderen. Dat kan te maken hebben met de kleine omvang van de TTV-populatie. De uitersten worden dan meestal extremer.

Figuur 4. Hoe leuk vind jij de volgende plekken om buiten te spelen?

Hoe leuk vind je het om de volgende dingen te doen?

De volgende vraag ging niet over de favoriete plek buiten maar om de favoriete activiteit. De antwoorden liggen hier dicht bij elkaar. De TTV-kinderen lijken over het algemeen wat sportievere activiteiten te waarderen dan de JB-kinderen (met uitzondering van touwtje springen). Een voor de hand liggende verklaring is de bias in de populatie van de TTV-studie (kinderen van sportieve ouders, zie inleiding).

Net als bij de vorige vraag zien we ook hier dat de scores aan de staart bij de TTV-studie veel negatiever zijn dan bij de JB-studie.

Figuur 5. Hoe leuk vind je het om de volgende dingen te doen?

En wat vinden je ouders ervan?

De antwoorden van de twee onderzoeken liggen hier redelijk op één lijn. Dat wil zeggen, de ouders van de TTV-kinderen lijken over het algemeen voorzichtiger dan de ouders van de JB-kinderen. Dat verschil kan waarschijnlijk door een deel verklaard worden door een andere formulering van de vraag. In het TTV-onderzoek is gevraagd aan de kinderen of hun ouders wel eens zeggen dat ze voorzichtig moeten zijn buiten. In het JB-onderzoek is aan de kinderen gevraagd of hun ouders wel eens vinden dat ze voorzichtig moeten zijn. In een latere vraag (die niet in het TTV-onderzoek zit) is ook aan de ouders zelf gevraagd of ze het gevoel hebben dat buitenspelen soms gevaarlijk kan zijn. Die antwoorden liggen overall meer op één lijn met de TTV-antwoorden dan die van de JB-kinderen.

Figuur 6. Zeggen je ouders wel eens dat je voorzichtig moet zijn als je buiten gaat spelen?

Er is ook aan de kinderen gevraagd of ze zelf mogen beslissen of ze buiten mogen spelen of niet en/of ze dat in samenspraak met hun ouders/verzorgers doen. De moeilijkheid zit hier in de en/of-constructie. De twee opties (zelf beslissen of samen met de ouder) sluiten elkaar namelijk niet uit (zo is de vraag ook gesteld in het TTV-onderzoek) maar in het JB-onderzoek lijkt het erop dat de antwoorden elkaar wél uitsluiten. Los van deze kwestie lijken de TTV-kinderen meer vrijheid te krijgen (dan wel zelfstandiger te zijn) dan de JB-kinderen.

Figuur 7. wie bepaalt of je buiten mag spelen?

afspraken over buitenspelen

Een bonusvraag tenslotte die niet in het landelijke onderzoek zat was naar het soort afspraken die de kinderen maken met hun ouders. Dat was een open vraag maar alle vragen kunnen in acht categorieën worden ingedeeld. Het mate waarin de categorie werd genoemd, hangt af van de (gemiddelde) leeftijd van de respondent (het kind). Voor jongere kinderen gelden de afspraken vooral voor het voorzichtig zijn met contacten met onbekenden en de plek waar wordt gespeeld (niet te ver van huis). Voor oudere kinderen gaan de afspraken meer over sociaal gedrag (niet vervelend doen tegen andere kinderen) en over het vermijden van risico’s.

Figuur 8. Welk soort afspraken heb je met je ouders over buitenspelen? (CODED)

Schwarzwalder Kirchtorte (vega)

Deze taart is geserveerd tijdens de trail in maart in Amerongen. Een echt trailtaartje dus een caloriebom. Traditioneel heeft de taart een frosting van slagroom maar voor de trail had ik om praktische redenen een harde buitenkant gemaakt-een  ganache van pure chocolade. Geen verkeerde combinatie met de kersen.

Of deze feesttaart echt 100% vegan is durf ik mijn hand niet voor in het vuur te steken maar hij is zonder melk, eieren en boter- en toch super romig en vol van smaak.
Er zijn ontelbare vega en vegan varianten van deze beroemde taart maar in de basis is het altijd een chocoladecake met een vulling van kersen en (een soort van) slagroom. Gekozen voor deze variant omdat je hem kunt maken met heel gangbare ingrediënten, en omdat hij relatief makkelijk is te maken. Wil je hem echt vegan gebruik dan vegan chocolade en maak de slagroom dan met kokosmelk of silken tofu. 

Gebruik een kleine springvorm (18cm). Op die manier krijg je een mooi hoog taartje. Heb je ook nodig want je moet hem doorsnijden in 3 lagen. Voor een grote taart (springvorm 26cm) verdubbel je de hoeveelheid.

 

Ingrediënten

Voor de choco-biscuitbodem:

250gr bloem

35gr maizena

150gr suiker

45gr cacaopoeder

10gr bakpoeder

snuf zout

90ml plantaardige olie (neutraal van smaak)

300ml plantaardige melk

Kirsch(wasser)

 

Voor de kersencompote:

350gr kersen (pot, uitgelekt)

50gr suiker

30gr maizena

230ml* kersensap

* vervang eventueel een deel door Kirsch(wasser)

 

Voor de slagroomcrème:

250ml plantaardige slagroom

zakje Klopvast

1/2 tl Bourbon vanille of half zakje vanillesuiker

 

Decoratie

paar achtergehouden kersen

50-75gr geraspte (pure) chocolade

 

Bereiding

Verwarm de oven voor op 180°.
Bekleed de bakvorm met bakpapier, kwast het papier en de zijkanten van de bakvorm in met olie. Strooi er wat bloem in; schud het overtollige bloem er uit.

Meng het meel, maïzena, de suiker, de cacao, het bakpoeder en het zout tot een homogene massa. Meng het water met de olie en roer dat door het deeg tot een glad beslag. Giet het deeg in de bakvorm en bak 30-35 minuten (prik na 25 minuten een satéprikker in de taart, die moet er schoon uitkomen). Goed laten afkoelen.
Snij de taart in 3 gelijkmatige lagen (NB bij mij kwam de taart behoorlijk omhoog; heb eerst het bolle ‘kapje” van de taart gesneden).

Giet de kersen af, vang daarbij het sap op. Vis 7 mooie kersen uit het vergiet en leg apart om straks de taart mee te decoreren.

Giet 2 eetlepels sap in een kommetje. Roer hier de maïzena en de suiker doorheen. De rest van het sap (eventueel met wat likeur) in een pannetje aan de kook brengen. Het maïzenamengsel toevoegen. Nogmaals kort laten koken. Goed roeren en wat laten afkoelen. Over de kersen gieten, voorzichtig door elkaar roeren en goed laten afkoelen.

Maak de roomvulling. Klop de slagroom met de vanillesuiker of een scheutje vanillearoma bijna stijf. Voeg de klopvast toe. Klop door tot stijf. Minstens een uur in de koelkast wegzetten.

Schaaf de chocolade met een grove rasp.

 

De taart in elkaar zetten
Leg de eerste laag op een snijplank. Pak het flesje Kirsch. Voordat je begint met gieten maak je een keuze. Óf je denkt aan je kinderen óf aan Janny van Heel Holland Bakt. Je kunt het ook heel Hollands half-half doen door een beetje likeur in een glaasje te doen en dit dan in te kwasten. Even laten intrekken.
Strijk nu de kersencompote over de bodem. Laat 1cm vrij tot aan de rand. Dun bestrijken met slagroom. Leg nu de tweede laag op de slagroom. Voorzichtig een beetje aanduwen. Bestrijk met de helft van de resterende slagroom (de andere helft gebruik je om de buitenkant mee te bestrijken).
De derde laag op zijn kop op de slagroom leggen (op die manier krijg je een mooie scherpe rand). Bestrijk de zijkant en de bovenkant van de taart met de slagroom.  Bewaar nog een klein beetje voor de toefjes op de taart. Zet even weg in de koelkast.
Strooi de chocoladerasp in een groot plat bord. Haal de taart uit de koelkast. Druk met een kaasschaaf oid. het schaafsel in de zijkant van de taart.  

Spuit 7 toefjes op de taart. Doe tenslotte de kers(en) op de taart. Zet de taart nog even weg in de koelkast. En dan…. Guten  Appetit!

Post a Comment